De spelregels van tafeltennis
 

Per 1 augustus 2002
Bron: NTTB
 
Hoofdstuk 2    TAFELTENNISSPELREGELS
 
2.1    De tafel
2.1.1    Het oppervlak van de bovenkant van de tafel, genaamd het "speelvlak", moet recht-hoe-kig zijn, 274 cm lang en 152,5 cm breed en moet in een horizontaal vlak 76 cm boven de vloer liggen.
2.1.2    Het speelvlak omvat niet de zijkanten van het tafelblad.
2.1.3    Het speelvlak mag van elk materiaal zijn en moet een gelijkmatig stuitvermogen hebben van ongeveer 23 cm, wanneer een standaardbal wordt losgelaten vanaf een hoogte van 30 cm.
2.1.4    Het speelvlak moet gelijkmatig donker en mat gekleurd zijn, met een 2 cm brede witte zij-lijn langs beide 274 cm lange randen en een 2 cm brede witte eindlijn langs beide 152,5 cm lange ran-den.
2.1.5    Het speelvlak wordt verdeeld in 2 gelijke "vlakken" door een verticaal net, dat evenwijdig loopt met de eindlijnen en doorlopend moet zijn over de gehele breedte tussen beide vlak-ken.
2.1.6    Voor dubbelspelen moet elk vlak verdeeld zijn in 2 gelijke halve vlakken door een 3 mm brede witte middellijn, die evenwijdig loopt met de zijlijnen; de middellijn moet be-schouwd worden als deel van beide rechter halve vlakken.
 
2.2    De netcombinatie
2.2.1    De netcombinatie bestaat uit het net, de bevestiging daarvan en de netposten, inclusief de klemmen waarmee de netposten aan de tafel zijn vastgemaakt.
2.2.2    Het net wordt gespannen door een koord, dat aan beide einden aan een verticale netpost van 15,25 cm hoog is bevestigd. De buitenzijden van de netposten zijn 15,25 cm van de zij-lijnen verwijderd.
2.2.3    De bovenkant van het net moet zich over de gehele lengte 15,25 cm boven het speel-vlak be-vinden.
2.2.4    De onderkant van het net moet over de gehele lengte zo dicht mogelijk langs het speel-vlak lopen en de einden van het net moeten zo dicht mogelijk aansluiten op de net-pos-ten.
 
2.3    De bal
2.3.1 2.3.1                                        De bal moet zuiver rond zijn met een diameter van 40 mm.
2.3.2 2.3.2                                        Het gewicht van de bal moet 2,7 gram zijn.
2.3.3    De bal moet van celluloid of een gelijksoortige kunststof zijn en moet wit of oranje ge-kleurd en mat zijn.
 
2.4    Het bat
2.4.1    Het bat mag van elke afmeting, vorm en gewicht zijn, maar het frame moet vlak en on-buig-zaam zijn.
2.4.2    Ten minste 85% van de dikte van het frame moet uit natuurlijk hout bestaan; een kleef-stof-laag in het frame mag versterkt zijn met vezelmateriaal zoals carbonvezel, glasvezel of ge-perst papier maar mag niet dikker zijn dan 7,5% van de totale bladdikte tot een maximum van 0,35 mm.
2.4.3    De bedekking van een zijde die gebruikt wordt om de bal te slaan moet zijn:
    -    gewoon nopjesrubber (nopjes naar buiten) met een totale dikte, d.w.z. met in-be-grip van het plakmiddel, van maximaal 2 mm of
    -    sandwichrubber (nopjes naar buiten of naar binnen) met een totale dikte, d.w.z. met inbegrip van het plakmiddel, van maximaal 4 mm.
2.4.3.1    "Nopjesrubber" is een laag niet-cellulair rubber, natuurlijk of synthetisch, met nopjes ge-lijk-matig verdeeld over het gehele oppervlak met niet minder dan 10 en niet meer dan 50 nopjes per cm2.
2.4.3.2    "Sandwichrubber" is een enkele laag cellulair rubber, die met een enkele laag gewoon nop-jesrubber bedekt is, waarbij de totale dikte van het nopjesrubber maximaal 2 mm mag zijn.
2.4.4    Het materiaal waarmee een zijde van het frame wordt beplakt, dient deze zijde geheel te bedekken, maar mag er niet buiten steken. Alleen de plaats vlak bij het handvat, die nor-maal door de vingers van de bathand kan worden vastgehouden, mag onbedekt blijven of bedekt worden met ieder ander materiaal.
2.4.5    Het frame, iedere laag van het frame, ieder materiaal gebruikt ter bedekking en iedere kleef-stoflaag dient ononderbroken en van gelijke dikte te zijn.
2.4.6    De oppervlakte van het bedekkingsmateriaal aan een kant van het frame, of de op-per-vlak-te van een kant van het frame die niet wordt bekleed, moet mat zijn, helder rood aan één zijde en zwart aan de andere zijde.
2.4.7    Geringe afwijkingen in de gelijkmatigheid van de kleur en van de volledigheid van de be-dek-king, die ontstaan zijn door verschieten respectievelijk slijtage of door een toevallige beschadiging, kunnen buiten beschouwing blijven, mits daardoor de eigenschappen van het oppervlak niet wezenlijk worden veranderd.
2.4.8    Aan het begin van een set en iedere keer als hij van bat wisselt, dient een speler zijn te-gen-stander en de scheidsrechter het bat dat hij gaat gebruiken te tonen en hen toe te staan het te onderzoeken.
 
2.5    Definities
2.5.1    Een "rally" is de periode waarin de bal in het spel is.
2.5.2    De bal is "in het spel" vanaf het laatste moment dat deze bij het serveren bewegingloos op de palm van de vrije hand ligt met de bedoeling deze op te gooien, totdat deze iets an-ders dan het speelvlak, de netcombinatie, het bat vastgehouden door de bathand of de bat-hand beneden de pols raakt, of totdat de rally op andere wijze wordt besloten als een let of een punt.
2.5.3    Een "let" is een rally-beëindiging zonder dat er wordt gescoord (ongeldige bal).
2.5.4    Een "punt" is een rally-beëindiging doordat er wordt gescoord.
2.5.5    De "bathand" is de hand die het bat vasthoudt.
2.5.6    De "vrije hand" is de hand die het bat niet vasthoudt.
2.5.7    Een speler "slaat" de bal als hij de bal raakt met zijn bat, door zijn hand vastgehouden, of met zijn bathand beneden de pols.
2.5.8    Een speler "blokkeert" de bal als hij, of iets dat hij draagt of vasthoudt, de bal raakt tij-dens het spel voordat de bal - nadat deze het laatst door zijn tegenstander is geslagen - zijn speel-vlak of zijn eindlijn gepasseerd is zonder dit speelvlak te raken.
2.5.9    De "serveerder" is de speler die in een rally het eerst de bal moet slaan.
2.5.10    De "ontvanger" is de speler die in een rally als tweede de bal moet slaan.
2.5.11    De "scheidsrechter" is de persoon die is aangesteld om een wedstrijd te leiden.
2.5.12    De "assistent-scheidsrechter" is de persoon die is aangesteld om de scheidsrechter te as-sis-teren bij bepaalde beslissingen.
2.5.13    Onder iets dat een speler "draagt of vasthoudt", wordt verstaan alles dat hij draagt of vast-houdt bij het begin van een rally.
2.5.14    De bal wordt beschouwd als passerend "over of om" de netcombinatie, indien deze het net over, onder of buiten het uitstekend deel van de netcombinatie buiten de tafel pas-seert.
2.5.15    De "eindlijn" wordt beschouwd als zijnde onbegrensd verlengd in beide richtingen.
 
2.6    Een goede beginslag (service)
2.6.1    De service begint op het moment dat de bal onbeweeglijk op de open en vlakke palm van de vrije hand, die stil wordt gehouden, ligt.
2.6.2    De serveerder moet vervolgens de bal nagenoeg loodrecht opgooien, zonder er met zijn hand effect aan te geven, zodanig dat deze minstens 16 cm omhoog komt nadat deze de palm van de vrije hand heeft verlaten en vervolgens daalt zonder iets te raken voordat de-ze wordt geslagen.
2.6.3    Als de bal dalend is moet de serveerder zodanig slaan, dat de bal eerst het eigen speel-vlak raakt, vervolgens over of om de netcombinatie heen gaat en daarna rechtstreeks het speel-vlak van de ontvanger raakt; bij dubbelspelen dient de bal achtereenvolgens de rech-ter -speelvlakken van de serveerder en de ontvanger te raken.
2.6.4 2.6.4                                        Vanaf het begin van de service tot en met het moment dat de bal wordt geslagen, dient de bal zich boven de hoogte van het speelvlak en achter de eindlijn te bevinden en mag voor de ontvanger niet worden verborgen door enig deel van het lichaam of kleding van de serveerder of de dubbelpartner.
    (De serveerder of het serverend paar mag geen enkele actie ondernemen die de ontvanger belemmert in:
         het ononderbroken kunnen zien van de bal vanaf het moment dat deze de vrije hand verlaat
         het kunnen waarnemen van de zijde van het bat waarmee wordt geserveerd
         het kunnen waarnemen van de richting waarin het bat wordt bewogen op het moment dat de bal wordt geslagen.)
2.6.5    Het is de verantwoordelijkheid van de serveerder zodanig te serveren, dat de scheids-rechter of de assistent-scheidsrechter kan zien of de service volgens de regels wordt uit-ge-voerd.
2.6.5.1    Wanneer er geen assistent-scheidsrechter aanwezig is en de scheidsrechter twijfelt aan de juistheid van de service, kan de scheidsrechter de serveerder, bij de eerste keer dat zich tijdens de set een dergelijke situatie voordoet, waarschuwen zonder een punt toe te kennen.
2.6.5.2    Wanneer vervolgens later in de set dezelfde serveerder of de dubbelpartner de bal op de een of andere wijze twij-fel-achtig in het spel brengt, dan wordt een punt toegekend aan de tegenstander.
2.6.5.3    Wanneer er een duidelijke fout bij de service wordt gemaakt, zal de serveerder niet worden gewaarschuwd en krijgt de ontvanger een punt toegekend.
2.6.6    Bij wijze van uitzondering mag de scheidsrechter van een strikte naleving van de voor-ge-schre-ven manier van serveren afzien, als vóór het spel begint aan hem is me-de-ge-deeld, dat nakoming van de regels voor een goede service door een lichamelijke han-di-cap wordt verhinderd.
 
2.7    Een goede terugslag
2.7.1    Een bal, na geserveerd of teruggeslagen te zijn, moet zo worden geslagen dat deze over of om de netcombinatie heen gaat - deze al dan niet rakend - en het speelvlak van de te-gen-stander raakt.
 
2.8    De speelvolgorde
2.8.1    Bij enkelspelen moet de serveerder de bal eerst goed in het spel brengen, waarna de ont-vanger de bal goed moet terugslaan. Daarna moeten de spelers om beurten de bal goed te-rug-slaan.
2.8.2    In dubbelspelen moet de serveerder de bal eerst goed in het spel brengen, waarna de ont-vanger de bal goed moet terugslaan. Vervolgens zal de partner van de serveerder goed moeten terugslaan, terwijl daarna de partner van de ontvanger aan de beurt is om de bal goed te retourneren. Hierna zullen de spelers steeds in dezelfde volgorde goed moe-ten terugslaan.
 
2.9    Een let
2.9.1    De rally eindigt met een let indien:
2.9.1.1    -    de bal bij de service, bij het passeren van de netcombinatie, de netcombinatie raakt - mits de service verder correct is - of door de ontvanger of zijn partner wordt ge-blok-keerd;
2.9.1.2    -    wordt geserveerd als de ontvanger of zijn partner - naar de mening van de scheids-rechter - nog niet gereed is, vooropgesteld dat noch de ontvanger noch zijn part-ner een po-ging onderneemt om terug te slaan;
2.9.1.3    -    - naar de mening van de scheidsrechter - een speler door een gebeurtenis, waar-op hij geen invloed heeft, er niet in slaagt goed te serveren of terug te slaan of op een an-de-re ma-nier een regel overtreedt;
2.9.1.4    -    het spel wordt onderbroken door de scheidsrechter of de assistent-scheidsrechter.
2.9.2    Het spel kan worden onderbroken:
2.9.2.1    -    voor de correctie van een fout in de volgorde van serveren, de volgorde van ont-van-gen, of de speelzijde;
2.9.2.2    -    voor het in werking treden van de tijdregel;
2.9.2.3    -    voor het waarschuwen of bestraffen van een speler;
2.9.2.4    -    wanneer zich omstandigheden voordoen, die het resultaat van de rally kunnen be-ïn-vloe--den.
 
2.10    Een punt
2.10.1    Behalve wanneer de rally met een let eindigt, zal een speler een punt krijgen:
2.10.1.1    -    als zijn tegenstander er niet in slaagt op de juiste manier te serveren;
2.10.1.2    -    als zijn tegenstander er niet in slaagt om op de juiste manier terug te slaan;
2.10.1.3    -    als, nadat hij een goede service of terugslag heeft gemaakt, de bal iets anders dan de net-com-bi-natie raakt voordat deze door zijn tegenstander wordt geslagen;
2.10.1.4    -    als de bal, nadat de tegenstander deze heeft geslagen, zijn speelvlak of zijn eindlijn pas-seert zonder zijn speelvlak te raken;
2.10.1.5    -    als zijn tegenstander de bal blokkeert;
2.10.1.6    -    als zijn tegenstander de bal achtereenvolgens tweemaal slaat;
2.10.1.7    -    als zijn tegenstander de bal slaat met een zijde van het bat waarvan het op-per-vlak niet voldoet aan de vereisten van artikel 2.4.3;
2.10.1.8    -    als zijn tegenstander, of iets wat zijn tegenstander draagt of vasthoudt, het speelvlak doet be-wegen;
2.10.1.9    -    als zijn tegenstander, of iets wat zijn tegenstander draagt of vasthoudt, de net-com-bi-na-tie raakt;
2.10.1.10    -    als zijn tegenstander met de vrije hand het speelvlak raakt;
2.10.1.11    -    als een tegenstander tijdens het dubbelspel de bal niet in de volgorde slaat welke is vast--ge-steld door de eerste serveerder en de eerste ontvanger;
2.10.1.12    -    zoals bepaald is bij de tijdregel (artikel 2.15.2).
 
2.11    Een game
2.11.1 2.11.1                                   Een game wordt gewonnen door de speler of het paar, die/dat het eerst 11 punten scoort, tenzij beide spelers of paren 10 punten hebben gescoord, in welk geval die speler of dat paar winnaar wordt die/dat als eerste 2 punten meer scoort dan zijn/hun tegenstander(s).
 
2.12    Een wedstrijd (set)
2.12.1 2.12.1                                   Een set bestaat uit 3 ("best of five"), 4 ("best of seven") of 5 ("best of nine") gewonnen games.
 
2.13    De keuze van serveren, ontvangen en eindlijn
2.13.1    Het recht op de keuze om als eerste te serveren of te ontvangen, of de keuze van eind-lijn, wordt beslist door de "toss" en de winnaar heeft de keuze om als eerste te serveren, of als eerste te ontvangen, of de keuze om aan een bepaalde eindlijn van de tafel te be-gin-nen.
2.13.2    Wanneer een speler of paar de keus heeft gemaakt te beginnen met serveren of ont-van-gen, óf te beginnen aan een bepaalde eindlijn van de tafel, mag de andere speler (of het an-dere paar) de andere keuze maken.
2.13.3    Na elke 2 gescoorde punten wordt de/het ontvangende speler/paar de/het serverende spelers/paar en dat gaat zo door tot het einde van de game, tenzij ieder(e) speler of paar 10 punten gescoord heeft of de tijdregel ingaat, waarbij de volgorde van serveren en ontvangen hetzelfde zal zijn, maar waarbij na elk gescoord punt de service naar de tegenstander zal overgaan.
2.13.4    Bij het dubbelspel mag, in elke game, het paar dat het recht heeft om als eerste te ser-ve-ren, beslissen wie van hen serveert en in de eerste game van een set moet ver-vol-gens het ontvangende paar beslissen wie van hen het eerst ontvangt; nadat, in de vol-gende ga-mes van de set, de eerste serveerder is gekozen, zal de eerste ontvanger die-gene zijn die in de voorafgaande game op hem serveerde.
2.13.5    Bij iedere servicewisseling in het dubbelspel wordt de vorige ontvanger de serveerder en wordt de partner van de vorige serveerder de ontvanger.
2.13.6    De speler of het paar, die/dat het eerst serveerde in een game, zal in de volgende game als eerste ontvangen en in de laatst mogelijke game van een dubbelwedstrijd moet het paar dat in de volgende rally de service ontvangt de volgorde van ontvangen ver-an-de-ren, nadat één der paren 5 punten heeft behaald.
2.13.7    De speler of het paar die/dat aan een bepaalde eindlijn van de tafel begint, zal in de vol-gen-de game aan de andere eindlijn beginnen en in de laatst mogelijke game van een set moe-ten de spelers van eindlijn wisselen zodra één der spelers of paren 5 punten heeft ge-scoord.
 
2.14    Verkeerde volgorde van serveren, ontvangen en eindlijn
2.14.1    Als een speler serveert of ontvangt, terwijl het zijn beurt niet is, moet het spel door de scheids-rechter worden onderbroken zodra de fout wordt geconstateerd en worden hervat met die speler aan service of als ontvanger die, volgens de aan het begin van een set be-paalde volgorde, aan de beurt zou zijn bij de stand die is bereikt, en bij het dubbelspel over-een-komstig de volgorde van serveren zoals die gekozen is door het paar dat in het be-gin van de game waarin de fout is ontdekt het recht van serveren had.
2.14.2    Als de spelers niet van eindlijn hebben gewisseld toen dat was vereist, moet het spel door de scheidsrechter worden onderbroken zodra de fout wordt geconstateerd en het spel wor-den hervat aan de eindlijn waar de spelers op het moment van de bereikte stand had-den behoren te staan volgens de aan het begin van de set gemaakte afspraak.
2.14.3    Onder alle omstandigheden blijven de punten, gescoord vóór de ontdekking van een fout, gel-dig.
 
2.15    De tijdregel
2.15.1    Behalve wanneer beide spelers of paren tenminste 9 punten hebben gescoord treedt de tijd-regel in werking indien een game na 10 minuten speeltijd nog niet is geëindigd, of eer-der indien beide spelers of paren dit verzoeken.
2.15.1.1    Indien de bal in het spel is als de tijdslimiet is bereikt, moet het spel door de scheids-rech-ter worden onderbroken en worden hervat met de beginslag van de speler die bij de on-der-bro-ken rally serveerde.
2.15.1.2    Indien de bal niet in het spel is als de tijdslimiet is bereikt, moet het spel worden hervat met de beginslag van de speler die ontving in de voorafgaande rally.
2.15.2    Daarna serveert iedere speler om de beurt om één punt en als de ontvangende speler of het ontvangende paar 13 goede terugslagen maakt, wint de ontvanger een punt.
2.15.3    Indien de tijdregel eenmaal is ingegaan dienen alle volgende games in die set volgens de tijdregel te worden gespeeld.

Startpagina